1.
Hij blies een laatste adem uit zijn lijf.
Een luchtbel maakte zich los uit zijn zucht.
Startte haar reis in een diepblauwe lucht.
Vroeg zich af: ‘Is het erg dat ik niet blijf?’
De kleine luchtbel zweefde langzaamaan.
Keek niet achterom naar de duisternis.
Zei tegen zichzelf dat daar niets meer is.
Ze had haar toekomst geheel laten gaan.
Zij kon het helemaal niet geloven.
De luchtbel was naar hem compleet ontrouw.
Had zij het hem toch moeten beloven?
Zijn honingzoete stem is wat ze wou.
Ze keek nu toch liever niet naar boven.
Zij leek voorgoed verloren in de kou.
2.
Zij leek voorgoed verloren in de kou
De luchtbel kon niet meer weten waarheen.
Zij voelde zich zo ontzettend alleen.
Haar hart bevroren, zoals ze het wou.
Totale droefenis en eenzaamheid.
Zij koos nu een weg zonder verwarming.
Maar miste zijn helende omarming.
De luchtbel was alles volledig kwijt.
Een luchtstroom nam haar in zijn armen mee.
Ze werd gedragen door het grootse blauw,
blauw als de zoute tranen van de zee.
Ze rilde nog steeds van de droeve kou.
Tijdens haar vlucht vol spijt fluisterde ze
zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’
Zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’
Ik heb je nu achter me gelaten.
Ik wou dat ik me niet zo zou haten,
maar ik denk voor de eeuwigheid aan jou.
Ze dreef verder in zijn blauwe ogen.
Wou even stil staan en haar reis staken.
Ze wou ook zo graag ergens geraken.
Toen zag ze dat er anderen vlogen.
De luchtbellen zweefden spelenderwijs.
Ze gaan zo geheel anders dan ik drijf.
Ik ga heen, liever dan met hen op reis
De bellendans ging helemaal niet stijf.
Voor haar werd de lucht echter terug grijs.
Ze voelde zich nog niet klaar zei,
‘Ik blijf.’
Ze voelde zich nog niet klaar zei,
‘Ik blijf.’
Ze was het al gewoon alleen te zijn.
De luchtbel voelde zich goed in de pijn.
Koude had zich genesteld in haar lijf.
Bellen dwarrelden voorzichtig omhoog
smolten soms tot een duo in elkaar.
Er waren er ook alleen hier en daar.
Zij had het allemaal snel in het oog.
Kans op een ontmoeting bracht haar schrik aan.
Ze wou rustig en eenzaam thuis komen,
daarvan was ze al zo lang uit gegaan.
Dit verlangen kon ze niet intomen.
Samenkomst liet haar enkel in een waan.
Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.
5.
Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.
Ze moest haar weg nu weer verder zetten.
Haar eenzaamheid zou warmte beletten.
Een eigen plaats zou niet bij haar komen.
De wind nam haar mee in een lange zucht.
Deze stroom leek haar allerlaatste kans
op ontsnapping van de draaiende dans
Zij zocht een toekomst in de diepe lucht.
Een ander raken kan je niet alleen,
al zeker niet in dit wilde ballet.
Er zijn altijd anderen om je heen.
Er is altijd één ding dat je belet.
Als je jezelf niet graag ziet als voorheen.
Deze wegen worden samen gezet.
6.
Deze wegen worden samen gezet,
van dit idee werd ze snel doordrongen.
Zo rustig ze met elkaar omsprongen.
De bellendans kreeg een ander facet.
Raakten voorzichtig aan en gingen heen.
Maar bleven oprecht zichzelf in hun kern.
Verbondenheid was echter ook intern,
want luchtstromen maakten hun allen één.
Ze durfde van dichterbij gaan kijken,
de toon bleek echter door hen reeds gezet:
Geen bel die van een ander zou wijken.
De anderen hun weg werd weer gezet.
Onnodig. Begon het op te lijken.
Zo kwam er een einde aan hun ballet.
Zo kwam er een einde aan hun ballet.
De koude lucht werd opnieuw donker grijs.
Mij maak je op deze tocht niets meer wijs,
mijn aanwezigheid heeft hen niet belet.
Zij hebben altijd een ander nodig,
maar voor mij geldt dat dus duidelijk niet.
Er is niemand die het zoals ik ziet.
Ik ben zelfs volledig overbodig.
Dit besefte ze met een diepe zucht,
dus ze vervloekte haar eigen dromen
en haar hoop naar thuis tijdens deze vlucht.
Hoe had het toch zover kunnen komen?
Normaal ben ik voor dwaze hoop beducht.
Ze voelde terug haar tranen stromen.
8.
Ze voelde terug haar tranen stromen.
Samenzijn was een verloren leuze.
Ze had veel spijt van haar laatste keuze.
Geluk zou niet vanzelf naar haar komen.
Toch kwam iets voorzichtig weer in haar buurt.
‘t Was ook een eenzame, kleine luchtbel.
Net zoals zij. Deze keer was ze snel.
Ze hoefde geen wind die haar erheen stuurt,
wou zelf zweven onder de nieuwe zon
waar ze voor het eerst in durfde kijken.
Opeens voelde ze dat ze het wel kon.
Die vreselijke wanhoop moest wijken.
Dat voelde alsof ze iets overwon,
echter een nieuwe kans moest nog blijken.
Echter een nieuwe kans moest nog blijken.
Ze raapte haar schamele moed bijeen.
En vroeg de luchtbel: ‘ben jij ook alleen?’
Zo bleven ze naar elkaar toe kijken.
Opeens was alles rond hen verdwenen,
ging de hele wereld voor hun open.
Ze wou niet meer voortdurend weglopen.
De luchtbel kon van blijdschap wel wenen.
Een weg samen leek een nieuw vooruitzicht.
Iets wat ze een tijd niet meer verwachtte.
Gedachten van verdoemenis gezwicht.
Opeens voelde ze dat ze wat lachte.
Er verscheen dus zelfs hoop op haar gezicht,
begon naar zijn omhelzing te smachten.
10.
Begon naar zijn omhelzing te smachten.
Een aanraking met de nieuwigheid kon
alleen in deze diep stralende zon.
Ze begon zich minder te verachten.
Ze raakte haar toekomst voorzichtig aan.
De lucht werd nog helderder hemelsblauw.
Ze voelde enkel warmte en geen kou.
Ze hoopte dat ze samen konden gaan.
Nu wist ze dat ze verkeerd was geweest.
Misschien kan de hoop je toch verrijken,
was ze om niets voor de toekomst bevreesd.
Ze hoopte dat ze iets zou bereiken.
Verlangen nestelde zich in haar geest.
Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.
11.
Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.
Ze voelde zichzelf zo veranderen.
Hoe zat het echter met die andere?
Zelfs met hem moest de toekomst nog blijken.
Ze vervolgden samen hun nieuwe reis
Oprecht lachen, maar ook een traan kon zijn.
Het leven veroorzaakte minder pijn.
Ze zag de wereld niet meer eeuwig grijs.
Het voelde als een compleet nieuwe start.
Ze had weer dagen, geen zwarte nachten.
Haar gedachten raakten stilaan ontward.
Toen ze samen hun thuiskomst bedachten.
bracht dat zoveel hoop in haar koude hart.
Iets dat ze niet had kunnen verwachten.
12.
Iets dat ze niet had kunnen verwachten.
Plots kwam daar opnieuw kille duisternis
omdat het altijd wederkerend is.
Viel in verdriet, wat ze ook bedachten.
Het gaat bij iedereen soms op en neer,
maar zij bleef deze keer wel beneden
en ze was niet meer vatbaar voor rede.
Het leven hoefde helemaal niet meer.
Ze verloor zich in het blauw van de zee.
Geen top die ze ooit nog wou bereiken.
Duisternis stoppen kon zelfs niet met twee.
De zon moest voor harde regen wijken.
Ze droeg haar verleden nog altijd mee.
Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.
Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.
De toekomst opeens terug verloren
en ook hij kon haar niet meer bekoren.
één van haar gedachtes wou niet wijken.
Ze kon zich om ‘t idee wel vervloeken:
De luchtbel wou weer alleen verder gaan.
Een toekomstig verlies kon ze niet aan.
Ze wou eerst wat rust in zichzelf zoeken.
De nieuwe luchtbel kwam nu te dichtbij.
Ze begon hun thuiskomst te verachten.
Hij smeekte: ‘Blijf toch nog even bij mij.’
Helemaal niets kon de pijn verzachten.
Dus ze was opgelucht dat hij het zei:
‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’
‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’
Het kwam recht uit zijn gepijnigde hart.
Maar zij maakte dat van haar alweer zwart.
Hij verdween in haar verre gedachten.
Hij was verloren. Opnieuw ging ze heen.
Weggenomen door de diepblauwe
stroom.
Haar hoop leek een loze en verre
droom.
Zo bleef ze deze keer voorgoed
alleen
Kon het laatste afscheid niet
verkroppen.
Ik hoop dat ik eenzaam weer ver
afdrijf,
dat ik onderweg nooit meer zal
stoppen.
Voor de luchtbel stond haar schuld
buiten kijf.
Kon zich er niet langer voor
verstoppen:
Hij blies een laatste adem uit zijn lijf.
15.
Hij blies een laatste adem uit zijn lijf.
Zij leek voorgoed verloren in de kou.
Zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’
Ze voelde zich nog niet klaar zei,
‘Ik blijf.’
Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.
Deze wegen worden samen gezet.
Zo kwam er een einde aan hun ballet.
Ze voelde terug haar tranen stromen.
Echter een nieuwe kans moest nog blijken.
Begon naar zijn omhelzing te smachten.
Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.
Iets dat ze niet had kunnen verwachten.
Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.
‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten