woensdag 19 mei 2021

Lucht

 Alsof ik word meegenomen in gedachten

dragen armen mij heen.

Ik ben niet alleen.

 

Wat kan ik nog verwachten?

Vragen komen

om te blijven dromen.

 

Ademruimte om rond te kijken.

Ik heb geen zicht,

maar ben niet gezwicht.

 

Het is geen wind in mijn longen.

Het is geen zucht.

Het is eindelijk lucht.

zondag 18 april 2021

Dans

Er is geen handleiding voor m’n hoofd

Al heb ik daar nooit echt in geloofd.

Ik twijfel om de juiste cadans,

en niets heeft nog glans.

 

Er zijn geen wegwijzers zoals beloofd,

zo geraakt mijn hoop uitgedoofd.

Dan vraag ik mezelf even ten dans,

maar beland toch weer uit balans.

 

Het is alsof ik het even vergeet,

dat er schoonheid is op deze planeet.

Maar daar sta ik dan, keer op keer

zie ik even geen toekomst meer.

 

Ik ben geen goede profeet,

aan het verleden te veel tijd besteed.

Want ook al hang m’n hoofd wat neer,

die dagen verdwijnen ook weer.

 

Het begint telkens heel klein

en het blijft zo frêle en fijn.

Ik ga terug leven vol moed,

niet overleven omdat het moet.

 

Want ook al doet het soms pijn,

het leven zal altijd een dans zijn.

Het is hoop dat het telkens doet.

Ik voel weer z’n zachte gloed!

zondag 11 april 2021

Sonnet schommel

Schommelen is simpel te beginnen:
Je lichaam moet helemaal gestrekt zijn.
Maak je dan in één beweging heel klein.
Herhaal dit tot je hoogte gaat winnen

Je draait nooit echt volledig in het rond.
‘t Is ritme waarin je verzeild geraakt. 
Maar pas op als je de schommeling staakt.
Bevriezen is absoluut niet gezond.

Maar toch doet het wisselen me verdriet.
Men zegt dat niemand er ooit echt afvliegt.
Eeuwige beloftes geloof ik niet.

De dwaze vlucht van mijn schommel bedriegt.
Ik durf hopen dat ik ooit wel geniet
van een wind die me wat heen en weer wiegt.

dinsdag 30 maart 2021

Hoop

 

Knoop dit maar in je oren:

de hoop is verloren!

Ik roep echter ook heel fel.

Ik vind het wel!

 

De hoop zit in een verre hoek.

Maakt niet uit: ik zoek.

Ik ga weer op pad,

dan vind ik wel wat.

 

Het moet niet groot zijn.

Hoop is vaak heel klein.

De lach op een gezicht,

of de koffie waar ik voor zwicht.

 

Het is een dagje terug gezond

of een dauwdruppel in de ochtendstond.

De kat die een dag niet bijt

of een mop die me verblijdt.

 

Het is niet de zoektocht die telt

want dat ontken ik met alle geweld.

Dat ik het telkens weer vind,

dat maakt me goed gezind.

 

Ook al geraak ik alles altijd kwijt,

van het zoeken naar hoop heb ik geen spijt.

Het komt en het gaat,

dat is waar hoop voor staat.

 

Want ik probeer telkens weer,

en verlies het nog een keer.

Ik sta één keer vaker op dan ik val,

ik ken dat ritme al.

 

Ik maak me geen zorgen,

er is weer een morgen.

Laat me maar even op zoek gaan,

dan zal ik er weer staan.

zaterdag 27 maart 2021

De luchtbel

1.

Hij blies een laatste adem uit zijn lijf.

Een luchtbel maakte zich los uit zijn zucht.

Startte haar reis in een diepblauwe lucht.

Vroeg zich af: ‘Is het erg dat ik niet blijf?’

 

De kleine luchtbel zweefde langzaamaan.

Keek niet achterom naar de duisternis.

Zei tegen zichzelf dat daar niets meer is.

Ze had haar toekomst geheel laten gaan.

 

Zij kon het helemaal niet geloven.

De luchtbel was naar hem compleet ontrouw.

Had zij het hem toch moeten beloven?

 

Zijn honingzoete stem is wat ze wou.

Ze keek nu toch liever niet naar boven.

Zij leek voorgoed verloren in de kou.

 

 

 


2. 

Zij leek voorgoed verloren in de kou

De luchtbel kon niet meer weten waarheen.

Zij voelde zich zo ontzettend alleen.

Haar hart bevroren, zoals ze het wou.

 

Totale droefenis en eenzaamheid.

Zij koos nu een weg zonder verwarming.

Maar miste zijn helende omarming.

De luchtbel was alles volledig kwijt.

 

Een luchtstroom nam haar in zijn armen mee.

Ze werd gedragen door het grootse blauw,

blauw als de zoute tranen van de zee.

 

Ze rilde nog steeds van de droeve kou.

Tijdens haar vlucht vol spijt fluisterde ze

zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’

 

 

 

 3.

Zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’

Ik heb je nu achter me gelaten.

Ik wou dat ik me niet zo zou haten,

maar ik denk voor de eeuwigheid aan jou.

 

Ze dreef verder in zijn blauwe ogen.

Wou even stil staan en haar reis staken.

Ze wou ook zo graag ergens geraken.

Toen zag ze dat er anderen vlogen.

 

De luchtbellen zweefden spelenderwijs.

Ze gaan zo geheel anders dan ik drijf.

Ik ga heen, liever dan met hen op reis

 

De bellendans ging helemaal niet stijf.

Voor haar werd de lucht echter terug grijs.

Ze voelde zich nog niet klaar zei, ‘Ik blijf.’

 

 

 

 4.

Ze voelde zich nog niet klaar zei, ‘Ik blijf.’

Ze was het al gewoon alleen te zijn.

De luchtbel voelde zich goed in de pijn.

Koude had zich genesteld in haar lijf.

 

Bellen dwarrelden voorzichtig omhoog

smolten soms tot een duo in elkaar.

Er waren er ook alleen hier en daar.

Zij had het allemaal snel in het oog.

 

Kans op een ontmoeting bracht haar schrik aan.

Ze wou rustig en eenzaam thuis komen,

daarvan was ze al zo lang uit gegaan.

 

Dit verlangen kon ze niet intomen.

Samenkomst liet haar enkel in een waan.

Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.

 

 

 


5.

Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.

Ze moest haar weg nu weer verder zetten.

Haar eenzaamheid zou warmte beletten.

Een eigen plaats zou niet bij haar komen.

 

De wind nam haar mee in een lange zucht.

Deze stroom leek haar allerlaatste kans

op ontsnapping van de draaiende dans

Zij zocht een toekomst in de diepe lucht.

 

Een ander raken kan je niet alleen,

al zeker niet in dit wilde ballet.

Er zijn altijd anderen om je heen.

 

Er is altijd één ding dat je belet.

Als je jezelf niet graag ziet als voorheen.

Deze wegen worden samen gezet.

 

 

 

6.

Deze wegen worden samen gezet,

van dit idee werd ze snel doordrongen.

Zo rustig ze met elkaar omsprongen.

De bellendans kreeg een ander facet.

 

Raakten voorzichtig aan en gingen heen.

Maar bleven oprecht zichzelf in hun kern.

Verbondenheid was echter ook intern,

want luchtstromen maakten hun allen één.

 

Ze durfde van dichterbij gaan kijken,

de toon bleek echter door hen reeds gezet:

Geen bel die van een ander zou wijken.

 

De anderen hun weg werd weer gezet.

Onnodig. Begon het op te lijken.

Zo kwam er een einde aan hun ballet.

 

 

 

 7.

Zo kwam er een einde aan hun ballet.

De koude lucht werd opnieuw donker grijs.

Mij maak je op deze tocht niets meer wijs,

mijn aanwezigheid heeft hen niet belet.

 

Zij hebben altijd een ander nodig,

maar voor mij geldt dat dus duidelijk niet.

Er is niemand die het zoals ik ziet.

Ik ben zelfs volledig overbodig.

 

Dit besefte ze met een diepe zucht,

dus ze vervloekte haar eigen dromen

en haar hoop naar thuis tijdens deze vlucht.

 

Hoe had het toch zover kunnen komen?

Normaal ben ik voor dwaze hoop beducht.

Ze voelde terug haar tranen stromen.

 

 

 


8.

Ze voelde terug haar tranen stromen.

Samenzijn was een verloren leuze.

Ze had veel spijt van haar laatste keuze.

Geluk zou niet vanzelf naar haar komen.

 

Toch kwam iets voorzichtig weer in haar buurt.

‘t Was ook een eenzame, kleine luchtbel.

Net zoals zij. Deze keer was ze snel.

Ze hoefde geen wind die haar erheen stuurt,

 

wou zelf zweven onder de nieuwe zon

waar ze voor het eerst in durfde kijken.

Opeens voelde ze dat ze het wel kon.

 

Die vreselijke wanhoop moest wijken.

Dat voelde alsof ze iets overwon,

echter een nieuwe kans moest nog blijken.

 

 

 

 

 9.

Echter een nieuwe kans moest nog blijken.

Ze raapte haar schamele moed bijeen.

En vroeg de luchtbel: ‘ben jij ook alleen?’

Zo bleven ze naar elkaar toe kijken.

 

Opeens was alles rond hen verdwenen,

ging de hele wereld voor hun open.

Ze wou niet meer voortdurend weglopen.

De luchtbel kon van blijdschap wel wenen.

 

Een weg samen leek een nieuw vooruitzicht.

Iets wat ze een tijd niet meer verwachtte.

Gedachten van verdoemenis gezwicht.

 

Opeens voelde ze dat ze wat lachte.

Er verscheen dus zelfs hoop op haar gezicht,

begon naar zijn omhelzing te smachten. 

 

 

 

 

10.

Begon naar zijn omhelzing te smachten.

Een aanraking met de nieuwigheid kon

alleen in deze diep stralende zon.

Ze begon zich minder te verachten.

 

Ze raakte haar toekomst voorzichtig aan.

De lucht werd nog helderder hemelsblauw.

Ze voelde enkel warmte en geen kou.

Ze hoopte dat ze samen konden gaan.

 

Nu wist ze dat ze verkeerd was geweest.

Misschien kan de hoop je toch verrijken,

was ze om niets voor de toekomst bevreesd.

 

Ze hoopte dat ze iets zou bereiken.

Verlangen nestelde zich in haar geest.

Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.

 

 

 


11.

Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.

Ze voelde zichzelf zo veranderen.

Hoe zat het echter met die andere?

Zelfs met hem moest de toekomst nog blijken.

 

Ze vervolgden samen hun nieuwe reis

Oprecht lachen, maar ook een traan kon zijn.

Het leven veroorzaakte minder pijn.

Ze zag de wereld niet meer eeuwig grijs.

 

Het voelde als een compleet nieuwe start.

Ze had weer dagen, geen zwarte nachten.

Haar gedachten raakten stilaan ontward.

 

Toen ze samen hun thuiskomst bedachten.

bracht dat zoveel hoop in haar koude hart.

Iets dat ze niet had kunnen verwachten.

 

 

 

 

12.

Iets dat ze niet had kunnen verwachten.

Plots kwam daar opnieuw kille duisternis

omdat het altijd wederkerend is.

Viel in verdriet, wat ze ook bedachten.

 

Het gaat bij iedereen soms op en neer,

maar zij bleef deze keer wel beneden

en ze was niet meer vatbaar voor rede.

Het leven hoefde helemaal niet meer.

 

Ze verloor zich in het blauw van de zee.

Geen top die ze ooit nog wou bereiken.

Duisternis stoppen kon zelfs niet met twee.

 

De zon moest voor harde regen wijken.

Ze droeg haar verleden nog altijd mee.

Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.

 

 

 

 

 13.

Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.

De toekomst opeens terug verloren

en ook hij kon haar niet meer bekoren.

één van haar gedachtes wou niet wijken.

 

Ze kon zich om ‘t idee wel vervloeken:

De luchtbel wou weer alleen verder gaan.

Een toekomstig verlies kon ze niet aan.

Ze wou eerst wat rust in zichzelf zoeken.

 

De nieuwe luchtbel kwam nu te dichtbij.

Ze begon hun thuiskomst te verachten.

Hij smeekte: ‘Blijf toch nog even bij mij.’

 

Helemaal niets kon de pijn verzachten.

Dus ze was opgelucht dat hij het zei:

‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’

 

 

 

 

 14.

‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’

Het kwam recht uit zijn gepijnigde hart.

Maar zij maakte dat van haar alweer zwart.

Hij verdween in haar verre gedachten.

 

Hij was verloren. Opnieuw ging ze heen.

Weggenomen door de diepblauwe stroom.

Haar hoop leek een loze en verre droom.

Zo bleef ze deze keer voorgoed alleen

 

Kon het laatste afscheid niet verkroppen.

Ik hoop dat ik eenzaam weer ver afdrijf,

dat ik onderweg nooit meer zal stoppen.

 

Voor de luchtbel stond haar schuld buiten kijf.

Kon zich er niet langer voor verstoppen:

Hij blies een laatste adem uit zijn lijf. 

 


 

 

 15.

Hij blies een laatste adem uit zijn lijf.

Zij leek voorgoed verloren in de kou.

Zuchtend, ‘Weet dat ik nog steeds van je hou.’

Ze voelde zich nog niet klaar zei, ‘Ik blijf.’

 

Ze wou geen hoop brengen in haar dromen.

Deze wegen worden samen gezet.

Zo kwam er een einde aan hun ballet.

Ze voelde terug haar tranen stromen.

 

Echter een nieuwe kans moest nog blijken.

Begon naar zijn omhelzing te smachten.

Ze wou niet meer van zijn zijde wijken.

 

Iets dat ze niet had kunnen verwachten.

Ze hoopte dat hij toch zou omkijken.

‘Ik zal altijd op je blijven wachten.’

 

woensdag 10 februari 2021

Sonnet, this is just a tribute

Een jongedame die sonnetten schreef.

begeerde regels en richtlijnen.

Dromend erin volledig verdwijnen.

Woensdagavond dichtend alweer op dreef.

 

Zoekend naar tien lettergrepen per lijn.

Passend in ’t rijmschema van een sonnet.

Op een meesterwerk haar zinnen gezet.

Met minder kon ze niet tevreden zijn

 

Ze had opeens een geniaal idee.

Je kan het echt niet geloven, zo maf.

De schrijfster schreeuwde van blijdschap ‘hoezee!’.

 

Haar meesterwerk was opeens bijna af.

Mopperend nog een aanpassing of twee.

Het gedicht was er, iedereen stond paf.

zaterdag 6 februari 2021

Sonnet winter

Van het jaar is dit seizoen maar een kwart.

Als de kou nu maar snel gaat verdwijnen.

Begint de sneeuw wel weer weg te kwijnen.

Dan is er weer wat warmte in mijn hart.

 

Het prachtigste kwart komt dan snel binnen.

Met haar wilde bloesems aan de bomen.

Laat de lieve lente maar rap komen.

Ik wil aan een nieuw hoofdstuk beginnen.

 

Van dit kwart zie ik echt niet het mooie.

De winter is voor mij ‘t onbeminde.

Liefst zou ik dit seizoen nu weggooien.

 

Laat de warmte de sneeuw nu verslinden.

Denk da’k de diepvries nog moet ontdooien.

Want daar is evenveel wit te vinden.